Glauberite is een monoklien natriumcalciumsulfaatmineraal met de formule Na2Ca (SO4) 2. Het werd voor het eerst beschreven in 1808 voor materiaal uit de El Castellar-mijn, Villarrubia de Santiago, Toledo, Castilië-La Mancha, Spanje. Het is genoemd naar de geëxtraheerde zouten van Glauber, naar de Duitse alchemist Johann Rudolf Glauber (1604-1668). Glauberiet wordt vaak gevormd in afzettingen op het vasteland en in de zee, maar kan ook ontstaan uit hydrothermale afzettingen, zoals minerale sublimaten afgezet nabij fumarolen, in amygdules in basalt en in nitraatafzettingen in droge klimaten. Het komt voor in verband met haliet, polyhaliet, anhydriet, gips, thenardiet, mirabiliet, sassoliet en blodiet. Vanwege zijn oplosbaarheid wordt glauberiet vaak weg van de kristalmatrix opgelost, waardoor een duidelijk gevormde holle gietvorm achterblijft. De minerale samenstelling wordt gemakkelijk omgezet in andere mineralen als pseudomorfen. Gips pseudomorfen komen vaak voor vanwege de verhoogde luchtvochtigheid. Glauberiet, zijn afgietselafdrukken en zijn pseudomorfe kristallen zijn vaak gemakkelijk herkenbaar vanwege de gebruikelijke twinning van kristallen en de kristalgewoonte die wordt weergegeven door uniek gevormde afgeplatte, vaak lijkende ruitvormige, grote individuele 'floaterkristallen'.